Overheid; uitgaven aan onderwijs en studietoelagen vanaf 1900

Tabeltoelichting


Deze tabel geeft een overzicht van de overheidsuitgaven aan regulier onderwijs in Nederland vanaf 1900. De gepresenteerde cijfers zijn berekend volgens de gestandaardiseerde definities van de OESO.

De uitgaven van de overheid bestaan uit de uitgaven van de rijksoverheid, provincies en gemeenten aan onderwijsinstellingen en onderwijs. De overheid financiert de onderwijsinstellingen en betaalt voor onderzoek dat ze laat uitvoeren door universiteiten. De overheid geeft studiefinanciering, tegemoetkoming in de schoolkosten, een vergoeding voor onderwijsvoorzieningen voor jonggehandicapten en kinderopvangtoeslag aan huishoudens (studenten en/of ouders) en verstrekt subsidies aan bedrijven en non-profit instellingen.

De totale overheidsuitgaven worden gesplitst in de uitgaven aan onderwijsinstellingen en onderwijs, en de overheidsuitgaven aan studietoelagen voor huishoudens. Voor zover van toepassing worden deze onderwerpen verder uitgesplitst naar de onderwijssectoren preprimair en basisonderwijs, speciaal (basis)onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en volwasseneneducatie, hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs. De gegevens zijn beschikbaar vanaf 1900. De gegevens over de periode 1940 t/m 1945, ten tijde van de Tweede Wereldoorlog, zijn ruwe schattingen aangezien er geen bronnen zijn voor die jaren.

De tabel bevat ook de indicator Overheidsuitgaven aan onderwijs als percentage van het bruto binnenlands product (bbp). Deze indicator wordt gebruikt om de overheidsuitgaven aan onderwijs internationaal te vergelijken. De indicator is samengesteld op basis van bepalingen en definities van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling).
De indicator staat ook in de StatLine-tabel Onderwijs; uitgaven aan onderwijs en CBS/OESO indicatoren. Over de periode 1914 t/m 1920, ten tijde van de Eerste Wereldoorlog, en 1940 t/m 1945, ten tijde van de Tweede Wereldoorlog zijn de overheidsuitgaven als percentage van het bbp niet beschikbaar. Voor deze periodes ontbreken betrouwbare gegevens over het bbp.

De statistiek Onderwijsuitgaven wordt samengesteld op kasbasis. Dit wil zeggen dat de onderwijsuitgaven en -ontvangsten worden toegekend aan het jaar waarin ze daadwerkelijk worden uitgegeven of ontvangen. De activiteit of transactie die bij de uitgave of ontvangst hoort kan echter in een ander jaar plaatsvinden.

Het CBS heeft in juni 2018 de gereviseerde Nationale Rekeningen gepubliceerd voor de periode 1995 tot heden. O.a. het bbp en de totale overheidsuitgaven zijn door de revisie naar boven bijgesteld. De revisie wordt niet teruggelegd voor de jaren vóór 1995. In de indicator 'Totaal overheidsuitgaven als % van bbp' komt als gevolg van de revisie een breuk voor tussen de jaren 1994 en 1995.

Gegevens beschikbaar vanaf: 1900

Status van de cijfers
De cijfers van 1900 tot en met 2020 zijn definitief. De cijfers van 2021 zijn nader voorlopig, de cijfers van 2022 voorlopig.

Wijzigingen per 7 december 2023:
De nader voorlopige cijfers van 2021 en de voorlopige cijfers van 2022 zijn toegevoegd.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
In het eerste kwartaal van 2024 worden de definitieve cijfers over 2021 gepubliceerd.
In december 2024 worden de definitieve cijfers over 2022 en de voorlopige cijfers over 2023 gepubliceerd.

Toelichting onderwerpen

Overheidsuitgaven aan onderwijs
De overheidsuitgaven aan onderwijs bestaan uit de uitgaven van de rijksoverheid, provincies en gemeenten aan onderwijsinstellingen en uitgaven ten behoeve van onderwijs aan huishoudens, bedrijven en non-profit instellingen. De overheid vergoedt jonggehandicapten voor de voorzieningen die hen in staat stellen om regulier onderwijs te volgen. De overheid verstrekt daarnaast kinderopvangtoeslag aan huishoudens en subsidies aan peuterspeelzalen en bedrijven in kinderdagopvang. Het deel hiervan dat gerelateerd is aan het educatieve deel van de dagbesteding van driejarigen, wordt meegeteld als uitgave aan onderwijs. De overheid geeft ook subsidies en fiscale regelingen aan bedrijven voor het verzorgen van leerlingenvervoer en de kosten voor het begeleiden van duale leerlingen en stagiairs uit het vmbo, mbo en hbo. Het leerlingenvervoer is bestemd voor leerlingen in het basis-, speciaal- en voortgezet onderwijs die niet in staat zijn zelfstandig naar school te reizen vanwege een handicap of de grote afstand tussen huis en school.  De overheidsuitgaven aan onderwijs zijn hier exclusief de door de overheid verstrekte studietoelagen aan huishoudens.
Totaal overheidsuitgaven aan onderwijs
De overheidsuitgaven aan onderwijs bestaan uit de uitgaven van de rijksoverheid, provincies en gemeenten aan onderwijsinstellingen en uitgaven ten behoeve van onderwijs aan huishoudens, bedrijven en non-profit instellingen. De overheid vergoedt jonggehandicapten voor de voorzieningen die hen in staat stellen om regulier onderwijs te volgen. De overheid verstrekt daarnaast kinderopvangtoeslag aan huishoudens en subsidies aan peuterspeelzalen en bedrijven in kinderdagopvang. Het deel hiervan dat gerelateerd is aan het educatieve deel van de dagbesteding van driejarigen, wordt meegeteld als uitgave aan onderwijs. De overheid geeft ook subsidies en fiscale regelingen aan bedrijven voor het verzorgen van leerlingenvervoer en de kosten voor het begeleiden van duale leerlingen en stagiairs uit het vmbo, mbo en hbo. Het leerlingenvervoer is bestemd voor leerlingen in het basis-, speciaal- en voortgezet onderwijs die niet in staat zijn zelfstandig naar school te reizen vanwege een handicap of de grote afstand tussen huis en school.  De overheidsuitgaven aan onderwijs zijn hier exclusief de door de overheid verstrekte studietoelagen aan huishoudens.
(Pre)primair onderwijs
Het preprimair onderwijs, het basisonderwijs, particulier onderwijs op dit niveau en het speciaal (basis)onderwijs.
Totaal (pre)primair onderwijs
Het preprimair onderwijs, het basisonderwijs, particulier onderwijs op dit niveau en het speciaal (basis)onderwijs.
Preprimair onderwijs en basisonderwijs
Preprimair onderwijs betreft het educatieve deel van de dagbesteding in peuterspeelzaal en kinderdagopvang. Kinderen vanaf 3 jaar op een peuterspeelzaal of kinderdagopvang ontvangen een educatieve component in hun dagbesteding, waarbij de ontwikkeling van het kind wordt gestimuleerd. Hieronder valt ook de voorschoolse educatie voor peuters die (een verhoogde kans op) een (taal)achterstand hebben.
Het basisonderwijs is bedoeld voor kinderen vanaf 4 tot ongeveer 12 jaar oud, wanneer ze naar het voortgezet onderwijs gaan.
Speciaal (basis)onderwijs
Het speciaal basisonderwijs en het basisonderwijs op speciale scholen voor kinderen vanaf 4 tot ongeveer 14 jaar. Het speciaal basisonderwijs is voor kinderen die meer hulp nodig hebben dan het basisonderwijs kan bieden: de groepen zijn er doorgaans kleiner dan in het basisonderwijs en er zijn deskundigen om de leerlingen met leer- en gedragsproblemen te begeleiden. Zowel in het primair als in het secundair onderwijs zijn er leerlingen die speciaal onderwijs krijgen. Het speciaal onderwijs dat onder het primair onderwijs valt, is bedoeld voor leerlingen met een visuele, lichamelijke of verstandelijke handicap, voor dove, slechthorende en langdurig zieke kinderen en kinderen met ernstige gedrags- en/of leerproblemen.
Secundair onderwijs
Het voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs (mbo), de volwasseneneducatie en particulier onderwijs op dit niveau voor leerlingen vanaf ongeveer 12 jaar.
Totaal secundair onderwijs
Het voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs (mbo), de volwasseneneducatie en particulier onderwijs op dit niveau voor leerlingen vanaf ongeveer 12 jaar.
Voortgezet onderwijs
Voortgezet onderwijs is de verzamelterm voor de brugklassen, vmbo (voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs), havo (hoger algemeen voortgezet onderwijs), vwo (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs) en lwoo (leerwegondersteunend onderwijs) en het voortgezet speciaal onderwijs aan leerlingen met een lichamelijke of verstandelijke handicap of ernstige gedrags- en/of leerproblemen vanaf ongeveer 12 jaar en ouder.
Middelbaar beroepsonderwijs en volw.ed.
Middelbaar beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.
Het middelbare beroepsonderwijs bestaat uit twee soorten beroepsopleidingen waarbij of de theorie (beroepsopleidende leerweg: bol) of de praktijk (beroepsbegeleidende leerweg: bbl) centraal staat. Van de volwasseneneducatie wordt hier alleen het voortgezet algemeen volwassenen onderwijs (vavo) meegenomen. Dit is zogenaamd tweedekansonderwijs, waarbij volwassenen alsnog hun diploma of een deelcertificaat op het niveau van de theoretische leerweg van het vmbo (voorheen mavo), de havo of het vwo kunnen halen.
Tertiair onderwijs
Het hoger beroepsonderwijs (hbo), wetenschappelijk onderwijs en particulier onderwijs op dit niveau. Het tertiair onderwijs is hier inclusief R&D.
Totaal tertiair onderwijs
Het hoger beroepsonderwijs (hbo), wetenschappelijk onderwijs en particulier onderwijs op dit niveau. Het tertiair onderwijs is hier inclusief R&D.
Hoger beroepsonderwijs
Onderwijs verzorgd door hogescholen dat wordt afgesloten met een associate degree, bachelor- of masterdiploma van een in Nederland erkende opleiding.
Hoger beroepsonderwijs is naast de overdracht van vaktheoretische kennis, vooral gericht op de ontwikkeling van vaardigheden die aansluiten op de beroepspraktijk. Hogescholen voeren daarnaast onderzoek uit, dat gericht is op het bereiken van praktische, bedrijfstechnische toepassingen. Het betreft zowel contractonderzoek uitgevoerd in opdracht van derden, als praktijkgericht onderzoek dat hogescholen volgens hun wettelijke taak moeten uitvoeren.
Wetenschappelijk onderwijs
Onderwijs verzorgd door universiteiten dat wordt afgesloten met een bachelor-, master- (in het verleden doctoraal) of doctordiploma of een diploma van het universitair tweedefase beroepsonderwijs.
Wetenschappelijk onderwijs is naast de overdracht van vaktheoretische kennis, vooral gericht op het verwerven van algemene vaardigheden en een wetenschappelijk denkniveau. Daarnaast is het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek één van de basistaken van universiteiten. Het gaat hier om onderzoek dat vooral leidt tot nieuwe fundamentele inzichten en niet specifiek gericht is op bedrijfstechnische toepassingen.