Milieu-economische kerncijfers; NAMEA

Tabeltoelichting


Deze tabel met milieu-economische kerncijfers geeft per bedrijfstak in één
overzicht aan: de bijdragen aan bepaalde milieuproblemen (broeikaseffect,
verzuring etc.), de milieu-uitgaven (milieukosten, milieubelastingen etc.)
en de rol in de economie (toegevoegde waarde, arbeidsvolume werkzame
personen etc.). Alle cijfers komen uit reeds bestaande Statlinetabellen.
De hier gepresenteerde indicatoren kunnen gebruikt worden voor analyses en
ter ondersteuning van het milieu-economische beleid.

Gegevens beschikbaar vanaf: 1995
Frequentie: stopgezet per 21 november 2011.

Status van de cijfers
De gehele reeks wordt jaarlijks aangepast aan de broncijfers uit de
Statlinetabellen.

Wijzigingen ten opzichte van de vorige versie
n.v.t.

Release policy
Stopgezet. Deze tabel is vervangen door een tabel gebaseerd op de vernieuwde bedrijfstakkenindeling (SBI 2008).
href="http://statline.cbs.nl/StatWeb/table.asp?PA=81409ned"
>Milieurekeningen; kerncijfers (SBI 2008)


Toelichting onderwerpen

Milieu: vervuiling
De aantasting van het milieu door menselijke activiteiten.
Afval
Bij de indeling naar afvalsoorten is aangesloten bij de indeling in de
Europese verordening met betrekking tot afvalstofstatistieken. Het gaat
hier zowel om de productie van afval met een commerciële waarde
(afvalproducten) als om afval zonder een commerciële waarde
(afvalresiduen) voor de producent.
Zware metalen naar water
Een groep metalen met een hoog atoomgewicht. Hier worden met name de
metalen bedoeld met een hoge giftigheid, zoals arseen, cadmium, chroom,
koper, kwik, nikkel, lood en zink.
De emissies van koper, chroom, zink, lood, cadmium, kwik en arseen kunnen
worden omgerekend naar zware-metalenequivalenten en vervolgens opgeteld.
Bij de omrekening naar equivalenten wordt rekening gehouden met de
schadelijkheid van het metaal voor het milieu (VROM,1993: Environmental
policy performance indicators, A. Adriaanse).
Afzonderlijk krijgen de verschillende metalen het volgende gewicht in het
equivalent:
Zink: 1/30
Lood: 1/25
Chroom: 1/25
Arseen: 1/10
Koper: 1/3
Cadmium: 5
Kwik: 100/3
Nutriënten naar water
Voedingsstoffen die nodig zijn voor het groeien van planten en gewassen
(onder andere fosfor en stikstof).
Een te hoge concentratie van fosfor en of stikstof in het oppervlaktewater
is slecht voor de kwaliteit van het oppervlaktewater.
De emissies van fosfor en stikstof zijn omgerekend naar
nutriënten-equivalenten en vervolgens opgeteld. Bij de omrekening naar
equivalenten wordt rekening gehouden met de schadelijkheid van de
nutriënten voor het milieu. Fosfor krijgt een zwaarder gewicht dan
stikstof (factor 10).
Klimaatverandering (broeikasgassen)
Broeikasgassen houden een deel van de warmte die op aarde terecht komt
door zonnestraling vast. Door de toegenomen concentratie broeikasgassen in
de atmosfeer wordt meer warmte vastgehouden en neemt de temperatuur van
het aardoppervlak toe. Dit noemt men het versterkte broeikaseffect.
De belangrijkste broeikasgassen zijn kooldioxide (CO2), methaan (CH4),
lachgas (N2O), HFK's, PFK's en SF6.
Maatstaf die aangeeft in welke mate een stof bijdraagt aan het
broeikaseffect. Eén broeikasgasequivalent staat gelijk aan het effect dat
de uitstoot van 1 kilogram kooldioxide (CO2) heeft. Zo staat de uitstoot
van 1 kg methaan gelijk aan 21 broeikasgasequivalenten en is de uitstoot
van 1 kg lachgas gelijk aan 310 broeikasgasequivalenten.
De fluor(chloor)gassen hebben elk afzonderlijk een hoog CO2-equivalent,
maar omdat de uitgestoten hoeveelheden relatief klein zijn, is hun
bijdrage van het landelijk totaal gering.
Verzuring (verzurende stoffen)
Proces waarbij bodem en water zuurder worden als gevolg van de belasting
door verontreinigende stoffen, zoals NOX, SO2, NH3 en VOS (Vluchtige
Organische Stoffen).
De verzurende stoffen worden, samen met andere luchtverontreinigende
stoffen (VOS en fijn stof), geschaard onder het milieuthema: "Verzuring
en grootschalige luchtverontreiniging".
Maat waarin wordt uitgedrukt in welke mate een stof bijdraagt aan
verzuring van het milieu. Een zuurequivalent (zeq) is gelijk aan één mol
H+.
Bij de omrekening naar zuurequivalenten wordt rekening gehouden met de
bijdrage van de emissie aan de verzuring van het milieu.
De emissie van 1 kg NOx is gelijk gesteld aan 0,0217 zuurequivalent, de
emissie van 1 kg SO2 is gelijk aan 0,0313 zuurequivalent, en de emissie
van 1 kg NH3 is gelijk aan 0,0588 zuurequivalent.
Ozonlaagaantasting
Aantasting van de ozonlaag ten gevolge van de uitstoot van CFK's en
halonen naar de lucht, omgerekend naar CFK12 equivalenten.
De emissies van chloorfluorkoolwaterstofverbindingen (CFK's) en halonen
kunnen worden omgerekend naar CFK12-equivalenten. De omrekenfactoren zijn
afhankelijk van de mate waarin de verschillende CFK's en halonen de
ozonlaag aantasten.
Fijn stof
Hierin is alleen de uitstoot van PM10 opgenomen.
PM10 zijn deeltjes met doorsnede kleiner dan 10 micrometer die diep in de
longen kunnen doordringen.
Milieu financieel
Uitgaven en ontvangsten die samenhangen met de zorg voor het milieu.
Opbrengst milieuheffingen en -belasting.
Totale opbrengsten milieubelastingen en milieuheffingen.
Milieuheffingen zijn heffingen die zijn ingevoerd voor de financiering van
specifieke milieumaatregelen die door de overheid worden uitgevoerd.
Voorbeelden van milieuheffingen zijn rioolheffingen en rioolrechten,
waterverontreinigingsheffing, geluidsheffing burgerluchtvaart,
grondwaterheffing en heffing nazorg stortplaatsen.
Milieubelastingen zijn belastingen die het afremmen van milieubelastende
activiteiten beogen via een verhoging van de prijs. De opbrengsten van
deze belastingen gaan naar de algemene middelen van de overheid en worden
dus niet speciaal gebruikt voor de financiering van milieubeleid.
Voorbeelden van milieubelastingen zijn accijnzen op benzine,
motorrijtuigenbelasting, energiebelasting en belastingen op personenauto's
en motorrijwielen (BPM).
Niet meegenomen zijn de belastingen betaald door niet-ingezeten in
Nederland en Nederlandse ingezetenen in het buitenland.
Milieukosten
Het totaal van de milieukosten van de eigen milieuactiviteiten (activitei-
ten in eigen beheer). Deze kosten worden gevormd door de (berekende)
kapitaallasten (rente en afschrijvingen), de lopende kosten en overige
kosten.
Milieu-investeringen
Milieu-investeringen (of milieuvoorzieningen) zijn extra investeringen
(in duurzame kapitaalgoederen) die het gevolg zijn van maatregelen
waarmee bescherming, herstel of verbetering van het milieu wordt beoogd.
Het CBS vraagt naar de uitgaven voor milieuvoorzieningen die in de
verslagperiode gebruiksklaar ter beschikking zijn gekomen.
Het investeringsbedrag wordt uitgesplitst in een "bouwkundig" deel en in
een deel "machines en apparaten".
Behalve naar de uitgaven vraagt het CBS ook naar een omschrijving van
elke milieuvoorziening zodat deze naar milieucompartiment kunnen worden
verdeeld.
Tot en met 1998 werden alleen de niet-rendabele milieuvoorzieningen
waargenomen. Vanaf 1999 wordt ook een deel van de rendabele
milieuvoorzieningen meegenomen in de cijfers. Uitgesloten blijven echter
de zeer rendabele milieuvoorzieningen: dat zijn die milieu-investeringen
die zichzelf binnen drie jaar terugverdienen.
Er worden twee soorten milieuvoorzieningen onderscheiden: toegevoegde
en procesgeïntegreerde milieuvoorzieningen.
Bij toegevoegde milieuvoorzieningen wordt de gehele investering
meegerekend. Milieuvoorzieningen worden beschouwd als toegevoegde
milieuvoorzieningen indien zij productieprocessen of installaties niet of
nauwelijks beïnvloeden. Over het algemeen behandelen zij de
milieubelastende emissies (uitstoot of uitworp) of afvalstoffen die in
het bedrijf zijn ontstaan. De milieu-investeringen bestaan uit de
totale aanschafwaarde van de toegevoegde voorzieningen.
Bij procesgeïntegreerde milieuvoorzieningen wordt uitsluitend het
verschil in aanschafwaarde ten opzichte van het beschikbare goedkopere
alternatief aan het milieu toegerekend (alleen de meerkosten dus). Het
beschikbare alternatief is de investering waarvoor het bedrijf zou kiezen
als milieuoverwegingen geen rol spelen. Er is sprake van een
procesgeïntegreerde milieuvoorziening indien een productieproces of een
installatie zodanig is aangepast of gewijzigd dat er minder
milieubelastende emissies of afvalstoffen ontstaan dan zonder deze
aanpassing of wijziging. In het algemeen gaat het hierbij om preventieve
maatregelen.