Onderwijsinstellingen; financiën, 1998 - 2009

Onderwijsinstellingen; financiën, 1998 - 2009

Onderwijssectoren Perioden Staat van Baten en lasten Saldo baten en lasten (1) (mln euro) Staat van Baten en lasten Totaal resultaat (1)+(2)+(3) (mln euro) Staat van Baten en lasten Baten Rijksbijdragen Overige subsidies OCW (mln euro) Staat van Baten en lasten Baten Baten werk in opdracht van derden Totaal baten werk in opdracht van derden (mln euro) Staat van Baten en lasten Baten Baten werk in opdracht van derden Mutaties onderhanden werk i.o.v. derden (mln euro) Balans Activa Vaste activa Financiële vaste activa Vorderingen op OCW (mln euro) Balans Activa Vlottende activa Vorderingen OCW/EL&I (mln euro) Balans Passiva Langlopende schulden OCW/EL&I (mln euro) Balans Passiva Kortlopende schulden Vooruitgefact.en ontvangen termijnen OHW (mln euro) Balans Passiva Kortlopende schulden OCW/ EL&I (mln euro) Balans Passiva Kortlopende schulden Schulden terzake van pensioenen (mln euro)
Totaal gesubsidieerd onderwijs 2009* 16,5 127,1 1.409,7 1.897,3 106,6 611,4 50,2 633,4 60,5 242,2
Primair onderwijs 2009* -115,0 -13,7 474,0 10,7 17,1 402,9 0,1 9,6 18,7 93,1
Secundair onderwijs 2009* 36,0 63,7 841,9 233,3 64,3 141,0 5,9 45,7 32,6 98,4
Voortgezet onderwijs 2009* -24,0 29,9 546,0 15,6 60,8 107,5 1,1 26,8 22,4 61,0
Middelbaar beroepsonderwijs 2009* 60,0 33,8 295,9 217,7 3,5 33,5 4,8 18,9 10,2 37,4
Tertiair onderwijs 2009* 95,5 77,1 93,8 1.653,3 25,2 67,5 44,2 578,1 9,2 50,7
Hoger beroepsonderwijs 2009* 64,2 47,1 28,5 217,2 6,2 0,1 44,2 51,5 9,2 23,1
Wetenschappelijk onderwijs 2009* 31,3 30,0 65,3 1.436,1 19,0 67,4 - 526,6 - 27,6
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


De gepresenteerde cijfers betreffen gegevens uit de jaarrekeningen van de
gesubsidieerde onderwijsinstellingen in het primair, secundair (voortgezet
onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs) en het tertiair onderwijs (hoger
beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs). De onderwijsinstellingen
worden gefinancierd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap (OCW) en door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw
en Innovatie (EL&I). De onderwijsinstellingen zijn wettelijk verplicht
om jaarlijks voor 1 juli de jaarrekening bij het Ministerie van OCW in te
dienen.

In de Richtlijn Jaarverslag Onderwijs wordt voorgeschreven op welke wijze
de jaarrekening moet worden opgesteld. Deze richtlijn is met ingang van
verslagjaar 2008 aangepast en sluit nu volledig aan op de wettelijk
voorgeschreven Richtlijn voor de Jaarverslaggeving (Burgerlijk Wetboek,
Boek 2, Titel 9). Voor Onderwijsinstellingen is een apart hoofdstuk in de
Richtlijn Jaarverslaggeving opgenomen waarin de specifieke onderwijszaken
zijn opgenomen (RJ 660). Deze StatLine-tabel is hierop aangepast.
Enkele posten (specificaties) uit de oude Richtlijn zijn in de tabel
gehandhaafd, maar komen niet meer voor in de jaarrekeningen van 2008 en
2009. In december 2011 wordt de tabel volledig herzien waarbij de oude
posten worden toegerekend naar de nieuwe situatie.

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO, voorheen CFI), een baten-lastendienst
van het Ministerie van OCW, verwerkt de gegevens uit de jaarrekeningen en
verstrekt deze in bestandsvorm aan het CBS.

Data over het primair onderwijs zijn pas vanaf verslagjaar 2006
beschikbaar aangezien deze instellingen sinds de invoering van de
lumpsumbekostiging in dat jaar met een jaarrekening financiële
verantwoording aan OCW afleggen.

Gegevens beschikbaar vanaf: 1998
Frequentie: stopgezet

Status van de cijfers:
De uitkomsten van 1998 tot en met 2008 zijn definitief.
De cijfers van 2009 zijn voorlopig.

Wijzigingen per 11 februari 2011:
De voorlopige cijfers voor 2009 zijn opgenomen.
De cijfers voor 2008 zijn nu definitief.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet van toepassing.

Toelichting onderwerpen

Staat van Baten en lasten
De Staat van Baten en Lasten (voorheen exploitatierekening) geeft een
overzicht van de financiële feiten (baten en lasten) in een bepaalde
periode, het verslagjaar weer.
Niet alle uitgaven komen in het verslagjaar in de staat van baten en
lasten. Zo worden de investeringen in duurzame goederen bijvoorbeeld via
de afschrijvingslasten over meerdere verslagjaren verdeeld. Naast de baten
en lasten worden ook de saldi (zoals het exploitatieresultaat) hier
weergegeven.
Baten, lasten en saldo zijn stroomgegevens die op een heel jaar betrekking
hebben.
Baten
De baten van gesubsidieerde onderwijsinstellingen.
Rijksbijdragen
Vergoeding die instellingen ontvangen van het ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap of het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie.
Overige subsidies OCW
Aanvullende subsidies van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap.
Baten werk in opdracht van derden
De opbrengsten uit contractactiviteiten die in opdracht van derden worden
uitgevoerd. Baten gericht op de vergroting van de kennis- en
ervaringskring, de beschikbaarstelling van faciliteiten en andere
activiteiten.
Totaal baten werk in opdracht van derden
Het totaal van de opbrengsten uit contractactiviteiten die in opdracht
van derden worden uitgevoerd.
Mutaties onderhanden werk i.o.v. derden
Het verschil tussen de balanspost onderhanden werk aan het begin en aan
het einde van het verslagjaar. In de nieuwe Richtlijn Jaarverslag
Onderwijs komt deze post niet meer voor als onderdeel van de baten.
In de tabel is deze post gehandhaafd maar voor 2008 en 2009 staat er geen
bedrag meer.
Saldo baten en lasten (1)
Het totaal van de baten verminderd met de totale lasten.
Totaal resultaat (1)+(2)+(3)
De som van het saldo uit baten en lasten, het saldo uit financiële baten
en lasten en het totaal aan bijzondere baten en lasten.
Balans
De balans geeft een overzicht van de aanwezige bezittingen (activa) en de
wijze waarop deze bezittingen gefinancierd worden: met eigen vermogen en
schulden (passiva). Activa en passiva zijn standgegevens en hebben
betrekking op 31 december.
Activa
Alle bezittingen waarover de onderwijsinstelling beschikt. Een
hoofdonderscheid bestaat tussen bezittingen die meer duurzaam van aard
zijn en bezittingen waarvoor dit minder geldt. De duurzame bezittingen
zijn de vaste activa. De minder duurzame zijn de vlottende activa.
Vaste activa
Onder de vaste activa worden afzonderlijk opgenomen de immateriële,
materiële en financiële vaste activa. Het betreft eigendommen die in
economische zin bestemd zijn om duurzaam (langer dan één jaar) bij te
dragen aan de werkzaamheid van de instelling.
Financiële vaste activa
De financiële relaties van duurzame aard met andere instellingen,
ondernemingen en partijen. Deze duurzame financiële relatie ontstaat door
deel te nemen in het kapitaal van die andere onderneming of instelling,
door het verstrekken van een langlopende lening, door de aankoop van een
obligatie, en dergelijke.
Naast financiële vaste activa bestaan ook financiële vlottende activa.
Deze laatste zijn een onderdeel van de (totale) vlottende activa. De grens
voor het onderscheid tussen 'vast' en 'vlottend' ligt bij een looptijd van
meer of minder dan één jaar.
Vorderingen op OCW
Dit zijn (geld)vorderingen die langer dan één jaar uitstaan bij de
rijksoverheid (het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
en het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I)).
De vordering kan bijvoorbeeld ontstaan zijn bij de overgang van het
declaratiestelsel naar de normatieve bekostiging.
Vlottende activa
Eigendommen en financiële belangen die de onderwijsinstelling binnen één
jaar aanwendt voor de uitoefening van haar werkzaamheid, maar ook
vorderingen die binnen één jaar worden afgewikkeld. Onder de vlottende
activa worden afzonderlijk opgenomen de voorraden, vorderingen, effecten
en liquide middelen.
Vorderingen
Kortlopende (financiële) uitzettingen met een looptijd van minder van één
jaar.
OCW/EL&I
Dit zijn (geld)vorderingen die korter dan één jaar uitstaan bij de
rijksoverheid (het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
en het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I)).
Passiva
Het totaal aan vermogensbestanddelen waarover de onderwijsinstellingen
beschikken. Een hoofdonderscheid bestaat tussen passiva die duurzaam van
aard zijn en passiva waarvoor dit minder geldt. De duurzame
vermogensbestanddelen zijn de vaste passiva. De minder duurzame zijn de
vlottende passiva.
Een ander hoofdonderscheid betreft het verschil tussen eigen en vreemd
vermogen. Het eigen vermogen behoort aan de onderwijsinstelling zelf. Bij
vreemd vermogen is sprake van een schuld of verplichting aan anderen. Het
vreemd vermogen geeft daarmee ook aan welk mogelijk beslag (claim van
anderen) er ligt op de bezittingen. Tot het vreemd vermogen behoren de
voorzieningen, de langlopende en de kortlopende schulden.
Tegenover de passiva staan de activa. De activa zijn de totale bezittingen
zoals die gevormd/verkregen zijn door het inzetten van het (totale)
vermogen.
Langlopende schulden
Schulden die niet binnen één jaar na afloop van het verslagjaar moeten
worden afgelost. Schulden die binnen deze periode afgelost moeten worden
vallen onder de kortlopende schulden.
OCW/EL&I
Het gaat hier om schulden aan het Ministerie van OCW en het Ministerie van
EL&I die niet binnen één jaar na afloop van het verslagjaar moeten worden
afgelost.
Kortlopende schulden
Schulden die binnen één jaar na afloop van het verslagjaar moeten worden
afgelost. Schulden die buiten deze periode afgelost moeten worden vallen
onder de langlopende schulden.
Vooruitgefact.en ontvangen termijnen OHW
Vooruitgefactureerde en ontvangen termijnen ten aanzien van onderhanden
werk.
OCW/ EL&I
Het gaat hier om schulden aan het Ministerie van OCW en het Ministerie van
EL&I die binnen één jaar na afloop van het verslagjaar moeten worden
afgelost. Het gaat hierbij veelal om geoormerkte subsidies die niet binnen
de daarvoor gestelde termijn zijn uitgegeven.
Schulden terzake van pensioenen
Schulden als gevolg van pensioenen die binnen één jaar na afloop van het
verslagjaar moeten worden afgelost.