Overheidsfinanciën; 1899 - 2001

Tabeltoelichting


Uitgaven, inkomsten, schuld, financieringsbehoefte van de verschillende
overheidslagen.
Belasting geheven door Rijk, waterschappen en provincies.
Voor de gegevens over de financiën van het Rijk is een nieuwe tabel
beschikbaar. Zie paragraaf 3 van deze toelichting.

Gegevens beschikbaar vanaf: 1899
Frequentie: stopgezet

Status van de cijfers:
Alle cijfers zijn definitief.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet van toepassing.

Toelichting onderwerpen

Rijksfinanciën
De overheidsfinanciën, hoewel tot en met 1950 alle gebaseerd op de
uitkomsten volgens de comptabele rekeningen, zijn in de tijd onderling
moeilijk vergelijkbaar. Evenmin kunnen ze zonder meer worden opgeteld.
De bedragen zijn bijna allemaal ontleend aan verouderde statistieken.
Bovendien ontbreken de benodigde basisgegevens. Enkele bijzondere
oorzaken voor de heterogeniteit van de statistische uitkomsten zijn:
a. de ongelijke tijdvakken waarin lasten of baten van een bepaald
dienstjaar kunnen worden geboekt;
b. de onderlinge betalingen die niet zijn geëlimineerd, zodat samenvoe-
ging tot dubbeltellingen leidt;
c. vele kapitaaluitgaven die het Rijk op de gewone dienst boekt, terwijl
de lagere publiekrechtelijke lichamen dit op de kapitaaldienst doen,
waarbij op de gewone dienst alleen de afschrijvingen komen;
d. netto bedragen die het Rijk in vele gevallen in de rekeningen
verantwoordt, terwijl de andere lichamen veelal de bruto
verantwoording toepassen.
Voorts zijn voor alle jaren de opnemingen van en de aflossingen op de
gevestigde schuld buiten de uitgaven en inkomsten gehouden. Dit geldt ook
voor de mutaties in de kortlopende schulden en vorderingen. Deze zijn als
financiering van de saldi van uitgaven en ontvangsten opgenomen. De
mutaties in de kortlopende schuldverhoudingen tezamen met die in de
contante gelden en overige liquiditeiten fungeren daarbij als sluitpost.
Uitgaven
Exclusief aflossingen op staatsleningen; Inclusief de tot het Rijk toe
te rekenen fondsen met uitzondering van onderlinge verrekeningen, saldi
en dergelijke. Niet ingewerkt zijn het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds
en het Tiendfonds. Uit oogpunt van vergelijkbaarheid zijn belangrijke
bedragen voor pensioenen aan de functie Defensie over 1900-1928 en aan
de functie Onderwijs 1919-1938 toegevoegd. Onder gewone uitgaven en
inkomsten is de crisisdienst (1914-1924) en tot en met 1950 de in 1945
ingestelde buitengewone dienst van aflopend karakter mede begrepen. Tot
en met 1911 is de splitsing naar gewone en buitengewone uitgaven en
inkomsten niet bekend. Na 1950 zijn de uitgaven en inkomsten opgenomen
volgens het erkenningenstelsel (naar economische categorieën in plaats
van volgens de comptabele rekeningen). Daardoor moet voor gewoon en
buitengewoon worden gelezen: lopende rekening en kapitaalrekening. Dit
houdt onder meer in dat de voorheen onder 'gewoon' voorkomende
vermogensoverdrachten na 1950 onder de kapitaalrekening zijn begrepen.
De jaren na 1954 vormen een vergelijkbare reeks aansluitend op de sector
Rijk in de Nationale rekeningen. De uitkomsten over 1951-1954 konden
daarop slechts globaal worden aangepast. Vanaf 1955 inclusief de
heffingen van EGKS en met ingang van 1963 ook inclusief Landbouw-
Egalisatiefondsheffingen.
Gewone uitgaven
Cijfers vanaf 1900 t/m 1930 om de 5 jaar beschikbaar en vanaf 1935
jaarlijks.
Belastingoverdrachten
Provincies en provinciefonds
Cijfers vanaf 1951 beschikbaar. Tot en met 1950 zijn de belastingen,
evenals de andere inkomsten en de uitgaven, op rekeningbasis en
uitsluitend voor het eigen (rijks)aandeel opgenomen. Met ingang van 1951
zijn overeenkomstig het rekeningenstelsel de opbrengsten van alle door
het Rijk geïnde belastingen bruto en op kasbasis verantwoord. Dit is dus
inclusief de aandelen daarvan van provincies, gemeenten en hun fondsen.
Daartegenover zijn onder de uitgaven de belastingaandelen van deze
lichamen begrepen; over 1951-1954 volgens berekende aandelen op basis
van de definitieve percentages en daarna overeenkomstig de door het
Ministerie van Financiën gepubliceerde kasuitgaven en -inkomsten.
Provinciefonds
Cijfers vanaf 1948 beschikbaar. Opgenomen zijn t/m 1967 uitsluitend
reële uitgaven en inkomsten volgens de comptabele rekeningen en in 1968
de vermoedelijke uitkomsten; ze bevatten derhalve niet de overboekingen
tussen de diensten onderling en die met vorige en volgende dienstjaren.
Eventueel terugontvangen te veel uitgekeerde bedragen zijn in mindering
gebracht op de nieuwe uitkeringen.
Belastinguitkering aan de provincies
Aandeel in de geïnde rijksbelasting
Saldo van uitgaven en inkomsten
Opbrengst van alle belastingen
Cijfers vanaf 1900 t/m 1930 om de 5 jaar beschikbaar en vanaf 1935
jaarlijks. De geïnde belastingen door de lagere publiekrechtelijke
lichamen tot en met 1986 zijn ontleend aan de rekeningen en daarna ten
dele aan de begrotingen. Voor de waterschappen is de opbrengst van de
omslag met ingang van 1937 onder de cijfers begrepen. De door het Rijk
geïnde belastingen betreffen tot en met 1947 eveneens de
rekeningsbedragen en daarna en kasontvangsten (met bijtelling van de
betalingen met zekerheidsstellingen en staatsschuld). De verdeling van
de na 1947 door het Rijk geïnde belastingen op kasbasis over Rijk,
provincies, gemeenten en hun respectievelijke fondsen is gebaseerd op
de hun rechtens toekomende aandelen en wel volgens de definitieve
verdeelsleutels (hoofdsommen, opcenten en percentages).
Opbrengsten ten behoeve van
Provincies en provinciefonds