Historische reeks van de lange vakanties van Nederlanders, 1969-2016

Tabeltoelichting


In deze publicatie zijn het aantal lange (4 of meer overnachtingen) vakanties naar bestemming, seizoen en de uitgaven voor lange vakanties opgenomen.

Gegevens beschikbaar van 1969 tot en met 2016.

Status van de cijfers:
De cijfers zijn definitief.

Wijzigingen per 23 juli 2019:
Geen, deze tabel is stopgezet.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing.

Toelichting onderwerpen

Totaal vakanties
In 2001 en eerder: een verblijf buiten de eigen woning voor ontspanning of plezier met ten minste één overnachting anders dan bij familie of kennissen thuis doorgebracht.
Vanaf 2002: een verblijf buiten de eigen woning voor ontspanning of plezier met ten minste één overnachting. Het gaat daarbij zowel om binnen- als buitenlandse vakanties. Ook het logeren bij familie, vrienden of kennissen in het buitenland valt onder het begrip vakantie. Een verblijf bij familie, vrienden of kennissen in Nederland telt echter niet mee, tenzij de bewoners de hele tijd of de meeste dagen afwezig waren.
Vakanties in Nederland
Vakanties in het buitenland
Vakanties in Europa
Totaal Europa
Inclusief Aziatische deel van Turkije.
Totaal Europa
Winterperiode
De winterperiode omvat 30 weken in de maanden oktober-april. De zomerperiode omvat 22 weken in de maanden mei-september.
In de periode 1969-1986 liep het vakantiejaar van 1 oktober van het jaar x-1 tot en met 30 september van het jaar x. De winterperiode omvatte toen de maanden oktober-april aan het begin van het vakantiejaar.
In de periode 1987-2001 liep het vakantiejaar van 1 december van het jaar x-1 tot en met 30 november van het jaar x. De winterperiode omvatte toen de maanden december-april aan het begin en oktober en november aan het eind van het vakantiejaar.
Vanaf 2002 is de begindatum van het vakantiejaar twee maanden vervroegd en omvat de winterperiode, evenals in het verleden, het aaneengesloten tijdvak van de maanden oktober-april aan het begin van het vakantiejaar.
De dag waarop een vakantie begint, is bepalend voor de toedeling aan een bepaald seizoen.
Zomerperiode
De zomerperiode omvat 22 weken in de maanden mei-september.
De winterperiode omvat 30 weken in de maanden oktober-april.
In de periode 1969-1986 liep het vakantiejaar van 1 oktober van het jaar x-1 tot en met 30 september van het jaar x. De zomerperiode omvatte toen de maanden mei-september aan het eind van het vakantiejaar.
In de periode 1987-2001 liep het vakantiejaar van 1 december van het jaar x-1 tot en met 30 november van het jaar x. De zomerperiode omvatte toen de maanden mei-september.
Vanaf 2002 is de begindatum van het vakantiejaar twee maanden vervroegd en omvat de zomerperiode, evenals in het verleden, het tijdvak van de maanden mei-september aan het eind van het vakantiejaar.
De dag waarop een vakantie begint, is bepalend voor de toedeling aan een bepaald seizoen.
Vakanties buiten Europa
Exclusief Aziatisch deel van Turkije.
Totaal buiten Europa
Totaal buiten Europa
Winterperiode
De winterperiode omvat 30 weken in de maanden oktober-april. De zomerperiode omvat 22 weken in de maanden mei-september.
In de periode 1969-1986 liep het vakantiejaar van 1 oktober van het jaar x-1 tot en met 30 september van het jaar x. De winterperiode omvatte toen de maanden oktober-april aan het begin van het vakantiejaar.
In de periode 1987-2001 liep het vakantiejaar van 1 december van het jaar x-1 tot en met 30 november van het jaar x. De winterperiode omvatte toen de maanden december-april aan het begin en oktober en november aan het eind van het vakantiejaar.
Vanaf 2002 is de begindatum van het vakantiejaar twee maanden vervroegd en omvat de winterperiode, evenals in het verleden, het aaneengesloten tijdvak van de maanden oktober-april aan het begin van het vakantiejaar.
De dag waarop een vakantie begint, is bepalend voor de toedeling aan een bepaald seizoen.
Zomerperiode
De zomerperiode omvat 22 weken in de maanden mei-september.
De winterperiode omvat 30 weken in de maanden oktober-april.
In de periode 1969-1986 liep het vakantiejaar van 1 oktober van het jaar x-1 tot en met 30 september van het jaar x. De zomerperiode omvatte toen de maanden mei-september aan het eind van het vakantiejaar.
In de periode 1987-2001 liep het vakantiejaar van 1 december van het jaar x-1 tot en met 30 november van het jaar x. De zomerperiode omvatte toen de maanden mei-september.
Vanaf 2002 is de begindatum van het vakantiejaar twee maanden vervroegd en omvat de zomerperiode, evenals in het verleden, het tijdvak van de maanden mei-september aan het eind van het vakantiejaar.
De dag waarop een vakantie begint, is bepalend voor de toedeling aan een bepaald seizoen.
Uitgaven voor vakantie
Cijfers beschikbaar over 1969, 1970, 1973, 1977, 1980 en volgende jaren.
Dit zijn de specifieke kosten die gemaakt zijn voor de vakantie zelf, dat wil zeggen reiskosten, verblijfkosten, uitgaven aan voeding en overige kosten die rechtstreeks verband houden met de vakantie, zoals verzekeringen, entrees, souvenirs, foto- en filmmateriaal.
De uitgaven aan duurzame recreatiegoederen, zoals caravan, tent, boot, kampeeruitrusting en dergelijke zijn buiten beschouwing gelaten, omdat ze niet aan één vakantie kunnen worden toegerekend. Dit geldt ook voor de huur van een vaste stand- of ligplaats, die eveneens voor een onbekend aantal vakanties wordt benut.

Met ingang van 2012 is respondenten gevraagd de kosten van de vakantie nader uit te splitsen naar vervoerskosten, verblijfskosten, bestedingen in horecagelegenheden, boodschappen, etc. Vóór 2012 werd alleen naar het totale bedrag aan vakantie-uitgaven gevraagd. Hierdoor zijn de cijfers vanaf 2012 niet goed vergelijkbaar met die van vóór 2012.
Totaal uitgaven aan vakanties
Uitgaven aan binnenlandse vakanties
Uitgaven aan buitenlandse vakanties