Vooral toename jongeren in de bijstand

© CBS / Alrik Swagerman
Eind maart 2021 telde Nederland 433 duizend personen tot de AOW-gerechtigde leeftijd met een algemene bijstandsuitkering. Dat zijn er bijna 12 duizend meer dan een jaar eerder. Voor het vierde kwartaal op rij zijn er nu meer bijstandsontvangers dan een jaar eerder. De toename was in het eerste kwartaal van 2021 relatief het sterkst onder jongeren. Dit meldt het CBS op grond van nieuwe cijfers. Bijstandsgerelateerde uitkeringen, zoals die op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo), die in maart 2020 is gestart vanwege de coronacrisis, zijn niet meegeteld.

Personen tot de AOW-leeftijd met een algemene bijstandsuitkering
JaarKwartaalTot de AOW-leeftijd (x 1 000)
20151e kwartaal442
20152e kwartaal442
20153e kwartaal440
20154e kwartaal449
20161e kwartaal458
20162e kwartaal460
20163e kwartaal458
20164e kwartaal465
20171e kwartaal472
20172e kwartaal468
20173e kwartaal459
20174e kwartaal457
20181e kwartaal455
20182e kwartaal448
20183e kwartaal436
20184e kwartaal432
20191e kwartaal432
20192e kwartaal425
20193e kwartaal416
20194e kwartaal415
20201e kwartaal421
20202e kwartaal430
20203e kwartaal424
20204e kwartaal428
'211e kwartaal433

Vooral onder jongeren relatief meer bijstand

In elke onderscheiden leeftijdsgroep waren er eind maart 2021 meer bijstandsontvangers dan een jaar eerder. Onder jongeren tot 27 jaar was de toename relatief het grootst. Het aantal bijstandsgerechtigden in deze leeftijdsgroep was ruim 3 duizend hoger dan een jaar eerder. Dit komt overeen met 9 procent. Zowel onder de 27- tot 45-jarigen als de 45-plussers kwam het relatieve verschil ten opzichte van een jaar eerder lager uit dan bij de jongeren. Bij de 27- tot 45-jarigen ging het om ruim 3 procent, bij de 45-plussers om iets meer dan 1 procent. In aantallen waren dat respectievelijk 5 duizend en iets minder dan 3 duizend bijstandsontvangers. Voor het derde kwartaal op rij zijn er in elke leeftijdsgroep meer bijstandsgerechtigden dan een jaar eerder.

Personen met een algemene bijstandsuitkering naar leeftijd
JaarKwartaal45 jaar tot AOW-leeftijd (verandering t.o.v. een jaar eerder (x 1 000))27 tot 45 jaar (verandering t.o.v. een jaar eerder (x 1 000))Jonger dan 27 jaar (verandering t.o.v. een jaar eerder (x 1 000))
20151e kwartaal11,84,9-0,2
20152e kwartaal10,52,2-0,2
20153e kwartaal10,20,82,3
20154e kwartaal10,30,93,8
20161e kwartaal11,01,54,1
20162e kwartaal10,91,55,2
20163e kwartaal10,41,76,2
20164e kwartaal9,40,36,1
20171e kwartaal8,7-1,05,4
20172e kwartaal7,2-3,13,8
20173e kwartaal5,8-6,11,3
20174e kwartaal3,6-9,6-1,7
20181e kwartaal1,6-13,2-4,6
20182e kwartaal0,1-14,7-5,6
20183e kwartaal-1,3-15,6-6,5
20184e kwartaal-1,7-16,2-6,5
20191e kwartaal-1,9-15,9-6,1
20192e kwartaal-1,3-15,2-5,9
20193e kwartaal-0,8-14,0-4,9
20194e kwartaal-0,9-12,6-4,3
20201e kwartaal-0,9-7,9-1,5
20202e kwartaal1,7-0,12,8
20203e kwartaal2,92,32,9
20204e kwartaal3,95,54,0
'211e kwartaal2,85,03,4

Sterkere stijging onder personen met een migratieachtergrond

Ten opzichte van een jaar eerder waren er eind maart 2021 zowel meer bijstandsontvangers met een Nederlandse achtergrond als met een migratieachtergrond. Bij degenen met een migratieachtergrond was de toename ten opzichte van een jaar eerder wel sterker. De jaar-op-jaarstijging onder de bijstandsgerechtigden met een westerse migratieachtergrond bedroeg ruim 3 procent, onder degenen met een niet-westerse migratieachtergrond 4 procent. In aantallen ging het om respectievelijk ruim duizend en bijna 9 duizend. Bij de bijstandsontvangers met een Nederlandse achtergrond kwam de stijging uit op iets minder dan 1 procent, oftewel ruim duizend personen.

Personen tot de AOW-leeftijd met een algemene bijstandsuitkering, naar migratieachtergrond
JaarKwartaalNederlandse achtergrond ( verandering t.o.v. een jaar eerder (x 1 000))Westerse migratieachtergrond ( verandering t.o.v. een jaar eerder (x 1 000))Niet-westerse migratieachtergrond ( verandering t.o.v. een jaar eerder (x 1 000))
20151e kwartaal3,91,011,6
20152e kwartaal1,60,410,6
20153e kwartaal0,90,312,0
20154e kwartaal0,60,114,2
20161e kwartaal1,0-0,115,6
20162e kwartaal0,5-0,217,4
20163e kwartaal0,1-0,518,7
20164e kwartaal-1,7-0,918,5
20171e kwartaal-3,2-1,417,7
20172e kwartaal-4,4-1,714,0
20173e kwartaal-5,8-1,98,9
20174e kwartaal-7,9-2,42,7
20181e kwartaal-10,1-2,9-3,2
20182e kwartaal-11,1-2,9-6,4
20183e kwartaal-11,2-2,8-9,6
20184e kwartaal-10,9-2,6-10,9
20191e kwartaal-9,7-2,5-11,7
20192e kwartaal-7,9-1,9-12,2
20193e kwartaal-6,6-1,7-11,1
20194e kwartaal-5,9-1,5-10,5
20201e kwartaal-3,5-0,6-6,2
20202e kwartaal1,90,71,8
20203e kwartaal2,20,85,0
20204e kwartaal3,51,58,4
'211e kwartaal1,31,38,6

Meer instroom dan uitstroom

De verandering van het aantal bijstandsontvangers wordt bepaald door het verschil tussen de bijstandsinstroom en -uitstroom. De meest recente stroomcijfers hebben betrekking op het vierde kwartaal van 2020. In dat kwartaal stroomden ruim 27 duizend personen tot de AOW-leeftijd de bijstand in en bijna 21 duizend eruit. De uitstroom vanwege het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd is hier niet meegeteld. In drie van de vier kwartalen van 2020 kwamen meer personen in de bijstand terecht dan er uitstroomden. Alleen in het derde kwartaal van 2020 had de uitstroom de overhand. De uitstroom in het derde kwartaal is doorgaans hoger dan in de andere kwartalen van een jaar.

 
In- en uitstroom algemene bijstand van personen tot AOW-leeftijd, per kwartaal
JaarKwartaalInstroom (x 1 000)Uitstroom (x 1 000)
20171e kwartaal34,927,8
20172e kwartaal28,029,4
20173e kwartaal27,233,8
20174e kwartaal26,927,1
20181e kwartaal26,527,9
20182e kwartaal22,127,8
20183e kwartaal23,632,9
20184e kwartaal23,625,0
20191e kwartaal23,824,7
20192e kwartaal19,724,3
20193e kwartaal22,129,1
20194e kwartaal22,821,9
20201e kwartaal29,220,6
20202e kwartaal27,316,5
20203e kwartaal24,527,6
20204e kwartaal27,220,9