Groei bbp per inwoner vooral door stijging arbeidsproductiviteit

De economische groei staat de komende decennia onder druk door de voortgaande vergrijzing. Om de groei op peil te houden worden maatregelen overwogen om meer mensen aan het werk te krijgen. Een van die maatregelen is de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd. In de afgelopen zestig jaar is gebleken dat vooral een stijging van de arbeidsproductiviteit tot groei van het bbp per inwoner heeft geleid.

Ontwikkeling bbp per inwoner en arbeidsproductiviteit

Ontwikkeling bbp per inwoner en arbeidsproductiviteit

Verdiensten per inwoner na de oorlog meer dan vier keer zo hoog geworden

De verdiensten per Nederlander zijn in de afgelopen zestig jaar meer dan vier keer zo hoog geworden. Deze verdiensten, afgemeten aan het bbp per inwoner, zijn afhankelijk van de arbeidsproductiviteit en het aantal uren dat per inwoner wordt gewerkt. De groei van het bbp per inwoner is vooral te danken aan de stijging van de productiviteit. Vanaf 1975 is de arbeidsproductiviteit met gemiddeld 1,5 procent per jaar gestegen. De arbeidsduur per inwoner is na de Tweede Wereldoorlog nauwelijks veranderd.

De arbeidsduur per inwoner is afhankelijk van de arbeidsparticipatie, de arbeidsduur per werkende en de bevolkingsopbouw. De arbeidsparticipatie is vanaf begin jaren tachtig opgelopen. Hierdoor kon vooral in de jaren negentig het bbp per inwoner versneld toenemen. De voortdurende afname van de arbeidsduur per werkende deed dit effect voor een deel weer teniet. Veranderingen in de bevolkingsopbouw pakten tot de jaren negentig positief uit: een steeds groter deel van de bevolking bevond zich in de werkzame leeftijd (15-64 jaar).

Bijdragen aan het bbp per inwoner

Bijdragen aan het bbp per inwoner

Ongunstige ontwikkeling bevolkingsopbouw

Vanaf begin jaren negentig is de ontwikkeling van de bevolkingsopbouw echter ongunstig. De verhouding tussen het aantal 15-64-jarigen en 65-plussers is afgenomen van acht op één in 1950 tot vierenhalf op één in 2009, en zal naar verwachting verder afnemen tot tweeënhalf op één in 2030. Bij verder ongewijzigde omstandigheden betekent dit dat in 2030 de verhouding tussen 15-64-jarigen en de totale bevolking, en daarmee het bbp per inwoner, 10,5 procent lager zal liggen dan nu. Als de arbeidsproductiviteit echter net als in de voorgaande drie decennia jaarlijks met 1,5 procent blijft toenemen, dan zal het bbp per inwoner in 2030 niet gedaald zijn, maar gestegen met 24 procent.

Dirk van den Bergen en Hans Langenberg

Welvaartsgroei en productiviteit

StatLine, Groeirekeningen