Euthanasie bij bijna 3 procent van de sterfgevallen

Bij bijna zes op de tien sterfgevallen van 2010 is er een medische beslissing genomen rond het overlijden. In 2,8 procent van alle gevallen was er sprake van euthanasie. Dat is meer dan in 2005 toen dat aandeel nog op 1,7 procent lag. In 2001 bedroeg het percentage 2,5 procent.

Meestal pijn- of symptoombestrijding

In 2010 is bij ruim 78 duizend overledenen een medische beslissing rond het levenseinde genomen. Het gaat om 58 procent van alle overledenen. Dit blijkt uit het Sterfgevallenonderzoek 2010 dat het VU medisch centrum, het Erasmus MC en het CBS in opdracht van ZonMw hebben uitgevoerd.

Onder medische beslissingen rond het levenseinde vallen verschillende soorten handelingen. Meestal gaat het om intensivering van pijn- en/of symptoombestrijding. Dit gold voor bijna 50 duizend gevallen, ofwel 36 procent van alle overledenen in 2010. Deze handeling is ook het meest toegenomen vergeleken met 2005 en 2001. Toen ging het om respectievelijk 34 duizend overledenen (25 procent) en 28 duizend (20 procent).

Overledenen met medische beslissing rond levenseinde

Overledenen met medische beslissing rond levenseinde

Euthanasie vaak bij kanker

Naast de hiervoor genoemde handelingen kan het ook gaan om het niet instellen of staken van een behandeling, of het toedienen van een middel met als uitdrukkelijk doel het overlijden van de patiënt. Onder deze laatste categorie valt euthanasie. In 2010 is bij ruim 3 800 personen euthanasie toegepast, wat neerkomt op 2,8 procent van alle overledenen. In 2005 ging het om 2 300 gevallen (1,7 procent) en in 2001 om 3 400 gevallen (2,5 procent).

In acht op de tien euthanasiegevallen gaat het om personen met kanker. Bij alle overledenen is dat drie op de tien.

Overledenen aan kanker, 2010

Overledenen aan kanker, 2010

Geschatte levensbekorting

Wanneer de arts een middel voorschreef of toediende met het uitdrukkelijke doel het overlijden te bespoedigen, bekortte dit volgens de arts in bijna 90 procent van de gevallen de levensduur met minimaal één week.

Gwen de Jong, Bregje Onwuteaka-Philipsen (VU medisch centrum), Agnes van der Heide (Erasmus MC)

Bronnen: