Minder zuigelingensterfte

In 2006 zijn in Nederland 820 kinderen in hun eerste levensjaar overleden. Dit is het laagste aantal dat ooit door het CBS is waargenomen. Het zuigelingensterftecijfer bedroeg 4,4 per duizend. De verschillen in sterfte tussen autochtone en niet-westers allochtone baby’s zijn echter nog steeds groot.

Zuigelingensterfte 1990–2006

Zuigelingensterfte 1990–2006

Zuigelingensterfte daalt nog langzaam

In de afgelopen eeuw is de zuigelingensterfte in ons land zeer sterk gedaald. Honderd jaar geleden overleed nog een op de acht kinderen vóór de eerste verjaardag. Nu is dit minder dan een op de 200. Sinds medio jaren negentig daalt de sterfte onder de allerjongsten nog maar langzaam. In 2006 kwamen 185 duizend kinderen levend ter wereld en overleden 820 zuigelingen.

Zuigelingensterfte naar herkomst kind, 2003–2006

Zuigelingensterfte naar herkomst kind, 2003–2006

Meer sterfte bij niet-westerse allochtonen

De zuigelingensterfte is in alle herkomstgroepen licht gedaald. Het sterkst was de daling onder de niet-westerse allochtonen. Onder hen is de zuigelingensterfte echter nog steeds beduidend hoger dan onder autochtonen. De hoogste sterftecijfers worden waargenomen onder baby’s met ten minste één Antilliaanse ouder. Hun kans om te overlijden is circa 50 procent groter dan die van autochtone baby’s.

Zuigelingensterfte naar leeftijd moeder, 2003–2006

Zuigelingensterfte naar leeftijd moeder, 2003–2006

Meer zuigelingensterfte bij jonge en oude moeders

De hogere zuigelingensterfte onder Antillianen hangt onder meer samen met het grotere aandeel tienermoeders in deze groep. Een ongunstige sociaaleconomische positie en een hogere prevalentie van seksueel overdraagbare aandoeningen zijn kenmerkend voor deze jonge moeders, en al deze factoren hebben een ongunstig effect op de overlevingskansen van het kind.
Overigens is ook onder kinderen van jonge twintigers de zuigelingensterfte hoger dan gemiddeld.

Joop Garssen

Bron: StatLine, Kindersterfte tot en met 4 jaar naar diverse kenmerken