Allochtonen dragen sterk bij aan groei aantal huishoudens

In 2001 is het aantal huishoudens in Nederland met 74 duizend gegroeid tot 6,94 miljoen. Een groot deel van deze groei is het gevolg van de toename in het aantal huishoudens met allochtonen.

Groei aantal huishoudens naar herkomstgroepering, 2001

Meer huishoudens met allochtonen

In 2001 zijn er in Nederland 47 duizend eenpersoonshuishoudens bijgekomen, 14 duizend eenouderhuishoudens en 13 duizend al dan niet gehuwd samenwonende paren. Per saldo komt ruim een derde van de groei van het aantal eenpersoonshuishoudens en eenouderhuishoudens voor rekening van niet-westerse allochtonen. De toename van het aantal paren kan geheel aan allochtonen worden toegeschreven.

Het aantal paren waarvan beide partners niet-westers allochtoon zijn is met 10 duizend toegenomen, het aantal paren met één niet-westerse allochtone partner steeg met 4 duizend. Het aantal paren bestaande uit twee autochtonen daalde met 5 duizend. De overige 4 duizend zijn paren waarvan één of twee partners westers allochtoon zijn.

De tweede generatie zwermt uit

Het aantal huishoudens met allochtonen groeit al enige jaren. Immigratie is één van de oorzaken. Voor een toenemend deel wordt de stijging veroorzaakt door de tweede generatie allochtonen die volwassen wordt en het ouderlijk huis uit gaat om alleen of samen met anderen zelfstandig te gaan wonen.

De tweede generatie niet-westerse allochtonen zorgde tussen 1997 en 2001 voor een kwart van de stijging van het aantal niet-westerse alleenstaanden. De groei van het aantal alleenstaanden van Turkse, Marokkaanse en Surinaamse origine was onder de tweede generatie zelfs sterker dan onder de eerste generatie.

De naar verhouding sterke groei van het aantal eerste generatie alleenstaande Antillianen hangt samen met het hoge migratiesaldo voor Antillianen in de betreffende periode.

Groei aantal alleenstaanden naar herkomstgroepering en generatie, 1997- 2001

Relatieve groei

In relatieve cijfers komt de groei van aantal huishoudens met niet-westerse allochtonen nog beter tot uitdrukking. In 2001 groeide het aantal autochtone alleenstaanden met ongeveer 1 procent van 1,84 naar 1,86 miljoen huishoudens. Het aantal niet-westerse alleenstaanden steeg met 8,5 procent van 210 duizend naar 228 duizend.

Het aantal eenouderhuishoudens met een autochtone ouder steeg met iets meer dan 2,5 procent van 272 duizend naar 280 duizend. Het aantal eenouderhuishoudens met een niet-westers allochtone ouder steeg van 79 naar 85 duizend, een toename van bijna 7 procent.

Het aantal paren, met of zonder kinderen, bestaande uit twee autochtonen bleef in 2001 vrijwel gelijk met 3,2 miljoen. Het aantal paren bestaande uit twee niet-westers allochtone partners steeg met bijna 5 procent, van 214,2 naar 224,5 duizend.

Carel Harmsen