Relatief weinig inactieven in grote steden

In 2005 was bijna een miljoen personen niet beschikbaar voor de arbeidsmarkt. Ze zouden misschien wel aan de slag kunnen, maar willen niet. Het hoogst is het aandeel vrijwillig inactieven in de niet-stedelijke gebieden, het laagst in de grote steden.

Aantal inactieven gedaald

In 2005 werkten ruim 4 miljoen personen van 15 tot 65 jaar niet of minder dan 12 uur. Ruim 1 miljoen daarvan wilde wel 12 uur of meer werken, de anderen niet. Een groot deel van die resterende 3 miljoen personen is niet of niet direct te mobiliseren omdat ze een studie volgen, naar school gaan, in de VUT zitten of arbeidsongeschikt zijn. De anderen zouden misschien wel aan de slag kunnen, maar willen niet.
Het aantal ‘vrijwillig inactieven’ is in de afgelopen jaren fors gedaald, van 1,35 miljoen in 2000 (12,6 procent van de 15–64-jarigen) tot 970 duizend in 2005 (8,9 procent).

Vrijwillig inactieven naar leeftijd, 2000/2005

Vrijwillig inactieven naar leeftijd, 2000/2005

Vooral vrouwen inactief

Van de vrouwen is een veel groter deel vrijwillig inactief dan van de mannen. Daarnaast zijn ouderen vaker inactief dan jongeren, en lager opgeleiden vaker dan personen met een hoge opleiding. Verder is van niet-westerse allochtonen een groter deel vrijwillig inactief dan van autochtonen en westerse allochtonen, met uitzondering van de Surinamers en Antillianen. Zij zijn zelfs minder vaak vrijwillig inactief dan autochtonen en westerse allochtonen.

Vrijwillig inactieven naar herkomst, 2000/2005

Vrijwillig inactieven naar herkomst, 2000/2005

Geringe regionale verschillen

Op het platteland wonen meer vrijwillig inactieven dan in de grote steden. In de periode 2000–2005 behoorde 8,5 procent van 15–64-jarigen in de vier grote steden tot de vrijwillig inactieven. Het percentage was het hoogst in Rotterdam (10,6), het laagst in Utrecht (6,4). Buiten de grote steden was het 11,0 procent.
Het aandeel inactieven neemt toe naarmate de stedelijkheidsgraad afneemt. De grootste verschillen treffen we aan tussen de zeer sterk stedelijke gebieden (8,4 procent vrijwillig inactieven) en de niet-stedelijke gebieden (12,8 procent).

Vrijwillig inactieven naar stedelijkheid, 2000/2005

Vrijwillig inactieven naar stedelijkheid, 2000/2005

Hans Schmeets en Harry Bierings