Diabetes mellitus

Bij diabetes is er in het lichaam een tekort aan insuline, een hormoon dat nodig is voor het transport van glucose uit het bloed naar de lichaamsweefsels. De meest voorkomende vormen van diabetes zijn type 1 en type 2 diabetes. Bij diabetes type 1 is er in het lichaam een absoluut tekort een insuline door de afbraak en het verlies van insuline-producerende cellen in de alvleesklier. Bij diabetes type 2 is er sprake van een relatief tekort aan insuline. De alvleesklier maakt wel insuline aan, maar het lichaam benut die niet optimaal. Leefstijlfactoren zoals overgewicht, ongezonde voeding en lichamelijk inactiviteit vormen  belangrijke risicofactoren voor het krijgen van diabetes type 2. Voor diabetes type 1 geldt dit niet of nauwelijks.

De gegevens over diabetes komen uit de CBS Gezondheidsenquête en daar is de vraag als volgt geformuleerd: ‘Heeft u suikerziekte?’. Voor kinderen jonger dan 12 jaar beantwoordt een van de ouders of verzorgers de vraag. Het percentage personen met diabetes is het percentage dat op deze vraag ‘'ja' heeft geantwoord. Om onderscheid te maken tussen mensen met diabetes type 1 en diabetes type 2,  wordt ook gevraagd naar het medicijngebruik. Van mensen die insuline gebruiken en hiermee gestart zijn binnen 6 maanden nadat de diagnose diabetes was gesteld, wordt aangenomen dat zij diabetes type 1 hebben. Mensen die aangeven diabetes te hebben maar geen insuline gebruiken of hiermee later gestart zijn dan 6 maanden na hun diagnose worden verondersteld diabetes type 2 te hebben. Kinderen krijgen de vragen over medicijngebruik niet. Aangenomen wordt dat zij altijd type 1 hebben.
Omdat de cijfers zijn gebaseerd op steekproefonderzoek hebben ze een onnauwkeurigheidsmarge. In de tabellen op StatLine zijn ook de standaardfouten weergegeven.